EMC probleem bij Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat maakt gebruik van golfmeetboeien. Een eindje uit de kust zet hij boeien uit, waarin zich sensoren bevinden die in staat zijn zowel de hoogte als de richting van golven te meten. De meetsignalen worden via een radioverbinding naar de vaste wal gestuurd. Voor het testen en kalibreren van de boeien bouwde Rijkswaterstaat een testopstelling. Die bestaat uit een rad waarin twee boeien worden gehangen. Een elektromotor laat het rad met variabele snelheid ronddraaien zodat het voor de boeien een golfbeweging nabootst. Tijdens de test zijn de sensoren in de boeien met een kabeltje verbonden aan een kast met meetapparatuur. Een relatief eenvoudige opstelling, een rechttoe-rechtaan experiment. Het rad draaide, de computer ook. Alleen werkte de zaak niet.

Na enig gepuzzel van de teleurgestelde ingenieurs rees het vermoeden dat de fout wel eens zou kunnen zitten in een verstoring van de gevoelige meetapparatuur door de elektromotor. Rijkswaterstaat schakelde Demad, EMC adviesburo in, dat de opstelling kwam bekijken. Demad voerde enige metingen uit, en kwamen al snel tot de conclusie dat de bron van de storing in de aansturing van de elektromotor zat. Die produceerde een hoogfrequent stoorsignaal dat ook in de meetopstelling was terug te vinden, en zo de meetsignalen onbruikbaar maakte. Demad voerde een tweetal kleine ingrepen uit. Ten eerste zorgden ze ervoor dat de afscherming van de voedingskabel naar de elektromotor op een deugdelijke manier werd aangesloten. Bovendien is een messing plaatje onder in de kast met meetapparatuur aangebracht. De afscherming van alle binnenkomende kabels werd op dit plaatje afgemonteerd, zodat er een goede aarding ontstond. Na deze twee aanpassingen bleek de testopstelling vlekkeloos te functioneren.

Het probleem van Rijkswaterstaat is een typisch voorbeeld van een EMC-probleem. De aansturing van de elektromotor van de testopstelling voor de golfmeetboeien was niet elektromagnetisch compatibel met de meetapparatuur. Dat betekent dat ze niet in elkaars nabijheid konden functioneren. De fout lag aan beide kanten. De stoorbron, in dit geval de aansturing van de elektromotor, was niet voldoende afgeschermd. Het slachtoffer, de kast met meetapparatuur, bleek te gevoelig voor stoorsignalen. Een eenvoudige ingreep bij zowel stoorbron als slachtoffer volstond in dit specifieke geval om de gehele testopstelling elektromagnetisch compatibel te maken.